Terug naar

Indicatoren

De indicatoren zijn objectieve parameters voor deze problematiek. Ze maken de evaluatie mogelijk van de prestaties van het uitgevoerde project (of van een voorziening).

Om een optimaal akoestisch comfort te verzekeren, past de norm NBN-S01-400-1 vier indicatoren toe die worden afgeleid uit metingen ter plekke.

Deze indicatoren beschrijven het geluidsniveau van de installaties, de weerkaatsing van het geluid in de lokalen en de demping van contactgeluid en luchtgeluid door de wanden.

  • De isolatie tegen luchtgeluid van de wanden in een gebouw, dus hun vermogen om de geluidsgolven niet door te geven: DnT,w (dB)
  • De isolatie tegen luchtgeluid van gevels (afhankelijk van het buitengeluid en met name dat van het verkeer) op 2 m van de gevel: DAtr,w (dB);
  • Het niveau van het contactgeluid heeft vooral betrekking op de rechtstreeks door contact veroorzaakte geluidshinder (bv. voetstappen op een houten vloer). De unieke indicator L'nT,w (dB) wordt verkregen op basis van het spectrum van het genormaliseerde ontvangstniveau L'nT, ter plekke gemeten met een klopmachine. Hoe lager het niveau, hoe beter.
  • De nagalmtijd [s] is de tijd die het geluid nodig heeft om met 60 dB te verzwakken wanneer zijn bron abrupt wordt uitgeschakeld.
  • Technische installaties mogen in de technische lokalen geen geluidsniveau LAinstal,nT (dB) verwekken boven een bepaalde drempel, en mogen in de leefkamers geen overschrijdingen (LASmax,T – LAeq,T) van het achtergrondgeluidsniveau (LAeq,T) veroorzaken.

Ten slotte is het geluidsniveau niet het enige element waarmee men in termen van het comfort rekening moet houden. De duur van de blootstelling is eveneens belangrijk. De WGO heeft richtwaarden opgesteld voor de maximale geluidsniveaus en blootstellingstijden die men beter niet overschrijdt.

zie de fiche De bijdrage van het gebouw aan de geluidshinder in de wijk beperken, of De in het Brussels Gewest gebruikte geluids -en trillingswaarden.